top of page

In samenwerking met de Sociaal Creatieve Raad en de Akademie van Kunsten in dialoog over de pilot

Bijgewerkt op: 19 jun.

Op 14 maart sprak het programmateam van POA in het Amsterdamse Trippenhuis met de leden van de Akademie van Kunsten en de kernleden van de Sociaal Creatieve Raad over de dilemma’s rond het beleid vanuit het ministerie van OCW voor het betrekken van de creatieve industrie bij maatschappelijke problemen.


Aan zes verschillende tafels werd er gesproken over:

  • Indicatoren van kwaliteit

  • Opdrachtgeverschap

  • Autonomie versus dienstbaarheid

  • Coming of age

  • Hoe komen we aan tafel?

  • Vrije ruimte

In veel gesprekken viel op dat er voorafgaand behoefte was aan herdefiniëring van gebruikte termen. Omdat taal ertoe doet. Woorden en termen vertegenwoordigen, creëren of consolideren een realiteit. Dit geldt bijvoorbeeld voor het woord opdrachtgeverschap, maar aan de tafels werden o.a. de woorden creatieve industrie, autonomie en ontwerpende aanpak ter discussie gesteld.


Hieronder volgen enkele samenvattingen en observaties naar aanleiding van de verschillende gesprekken.


Tafel ‘Indicatoren van kwaliteit’

De gesprekspartners definieerden drie van elkaar onderscheiden interpretaties van ‘kwaliteit’ in een ontwerpende context: kwaliteit van het proces, kwaliteit van de ontwerper/kunstenaar en kwaliteit van het resultaat


Het gesprek over de kwaliteit van het proces spitste zich toe op de vraag tussen of het verstandig is om er primair naar te streven om de waarden van kunstenaars en ontwerpers te vertalen naar maatstaven die de overheid hanteert of om eerst een zoektocht te zetten naar nieuwe maatstaven die de kwaliteit van het ontwerpproces kunnen beoordelen.


Dit tweede idee, om nieuwe gedeelde kwaliteitsindicatoren te formuleren, bedreigt volgens sommigen de noodzakelijke autonomie van de ontwerper in het proces. Zij keken dan ook niet naar één maar naar meerdere kwaliteiten van de ontwerper/kunstenaar en waar die nog uit te breiden zijn. Wat kunnen kunstenaars bijvoorbeeld leren van de academische wereld, waar momenteel nagedacht wordt over andere manieren en criteria om te waarderen? Sommigen pleiten voor kunstenaars-verkenners die andere goede kunstenaars herkennen, omdat niet-ontwerpers daar op dit moment geen goed oordeel over kunnen vellen.


Het formuleren van indicatoren om de kwaliteit van het resultaat mee te meten blijft ingewikkeld. Kenmerken van ontwerp en kunst zijn dat ze onverwachte emoties en bijvangst op. Kun je dat effect wel kwalitatief meten?


Tafel ‘Opdrachtgeverschap’

Aan de tafel over opdrachtgeverschap spraken wij over hoe die rol idealiter ingevuld zou moeten worden. Maar eerst was er de constatering dat het woord ‘opdrachtgever’ niet passend is (hoewel het de huidige realiteit goed weergeeft - een probleem op zichzelf). Opdrachtgeverschap impliceert een ongelijke, hiërarchische, tijdelijke en transactionele relatie met opdrachtnemers. Deze relatie staat impact op maatschappelijke vraagstukken in de weg. Hiervoor is een meer gelijkwaardige, langdurige en betrokken samenwerkingsrelatie wenselijk. Het woord partnerschap past wat dat betreft beter bij wat wenselijk is om impact te maken.


Een belangrijke randvoorwaarde voor partnerschap is waardering. Die is soms ver te zoeken. Ontwerpers en kunstenaars voelen zich dikwijls niet serieus genomen door bestuurders/ ambtenaren/ overheidsorganisaties. Zelf zijn de makers overigens ook niet altijd even goed in het kenbaar maken van hun eigen waarde en hebben zij niet zelden onvoldoende begrip voor de positie en doelstellingen van bestuurders, ambtenaren en overheidsorganisaties.

Tafel ‘Autonomie versus dienstbaarheid’ Anders dan waarschijnlijk van tevoren bedacht, werd ‘autonomie’ aan tafel eerder opgevat als plaats in het proces dan als artistiek uitgangspunt. Als uitgangspunt van een artistieke houding wordt het idee van autonomie tegenwoordig doorgaans sowieso als naïef afgeschreven. Er is dan ook niet zozeer sprake van een tegenstelling tussen de kunstenaar als ‘autonoom genie’ of als ‘toegepast ontwerper’. Autonomie hoeft zelfs helemaal niet afgezet te worden tegen dienstbaarheid. Integendeel, in de gesprekken kwam steeds naar voren dat een autonome positie in het proces juist een mogelijkheidsvoorwaarde is voor dienstbaarheid. Het één veronderstelt het ander. Om dienstbaar te kunnen zijn (aan bijvoorbeeld een opdrachtgever, een opgave, een maatschappelijk probleem of een doelgroep), moet een ontwerper eerst vrijgelaten worden om zijn eigen analyse te maken en de ruimte krijgen om een concept uit te werken. Autonomie vraagt daarmee ook om vertrouwen van de samenwerkingspartner en om tijd en denkruimte voor het creatieve proces. Alleen onder die voorwaarde kan de ontwerper de eigen taak goed oppakken, een meerwaarde vormen en impact hebben.


Tafel Coming of age’ De term ‘coming of age’ werd in verband gebracht met een waaier aan termen: meesterschap, herschikking van macht, opgerekte pubertijd, overgang van vrijblijvendheid naar zelfbewustzijn, samenwerken en bevrijding, maar ook valorisatie voorbij autonomie en dienstbaarheid. Gemene deler was het belang van starten met verbreden, reframen van de definitie van waarden, dus weg van enkel het heersende economische frame. Pas dan ontstaat echt ruimte voor kunst of een ontwerpende aanpak.

Senioriteit staat voor bewustwording van individuele kwaliteiten en de eigen rol in het proces. Impact maken vereist zelfreflectie, herijking en onderwijs dat zich richt op vakinhoud, een ontwerpende mindset en human capabilities om gelijkwaardige samenwerkingspartner te worden en te blijven. Waar volgens sommigen de uitnodiging, verbinding en luisteren prevaleert, geven anderen voorkeur aan strijd en rebellie.


Tafel ‘Hoe komen we aan tafel?’

Iedereen is nodig om het ecosysteem te laten functioneren. Het Calimero-gevoel is groot. De suggestie wordt gemaakt om een parallel te trekken met de financiering van de wetenschap via de eerste, tweede en derde geldstroom. De BIS kan dan worden gezien als de eerste geldstroom. In de tweede ronde is gesproken over wat we te bieden hebben als we eenmaal aan tafel zitten. We kunnen andere meetmethoden introduceren en zorgen voor een verbindend verhaal over de verandering die nodig is en de verbinding tussen mensen en instellingen. Van belang is om daarbij mee te bewegen: het systeem gebruiken om een ander verhaal te vertellen.


Tafel ‘Vrije Ruimte’

In de Vrije Ruimte is gesproken over de dynamiek achter verandering. Wat houdt de noodzakelijke verandering tegen? Nog maar weinig mensen durven verantwoordelijkheid te nemen. Burgers willen graag iemand hebben om te volgen terwijl politici volgend zijn geworden. Vaak staat ook angst in de weg van verandering. Zijn er methodes te bedenken om de invloed van die angst verkleinen? Dat begint bij erkenning en zelfinzicht. Door je te verdiepen in je eigen verhouding tot het onderwerp kun je je uiten vanuit je eigen waarneming in een taal die recht uit je hart komt. Daarmee zet je de eerste stap naar verandering.


Fotograaf: Maarten Nauw


bottom of page